Spel 1: Voetenspel (shootspel). Probeer de voeten van een tegenstander te raken. Als je voeten geraakt zijn, ben je af. Het spel wordt gespeeld in een vierkant van zwarte goaltjes.
Spel 2: Poortjesspel. Je begint bij de eerste pylon en probeert door het eerste poortje te spelen. Als je raakt, mag je door naar het tweede poortje enz. Als je mist, blijf je bij hetzelfde poortje. Je speelt telkens met dezelfde bal! Dus snel halen. Wie heeft als eerste in alle poortjes gescoord?
Spel 3: Jeu de boules. De trainer gooit de eerste bal. De kinderen proberen om beurten hun bal er het dichtstbij te krijgen. Iedereen heeft 3 kansen. De winnaar is degene die het dichtstbij ligt en mag het volgende potje de gekleurde bal spelen.
Spel 4: Scoopspel / Liftspel. De kinderen proberen de bal in de verschillende objecten te spelen. Van links naar rechts: hoepel, 2 zwarte goaltjes, autoband, kliko.
Spel 5: Belgisch hockey. De teams spelen een partijtje waarbij de goals verkeerd om staan. Je scoort dus vanaf de achterkant. Zorg hierbij dus voor hesjes.